
“Goedemorgen bankje”.
Het Japanse gebruik om materiële zaken te begroeten, te bedanken en gedag te zeggen, lijkt ook bij mij in het dagelijks bestaan te zijn doorgedrongen. Ik zat net halverwege een klein klimmetje, eigenlijk het enige klimmetje in iets dat een heel makkelijke dag leek te worden. Zo makkelijk dat ik al extra laat was vertrokken.
Ergens halverwege dat eerste klimmetje kruisten mijn wandelpad en een bestraat weggetje elkaar. Een ideaal plekje voor een bankje. Nu had ik mij voorgenomen om niet meer zo vaak, zulke idioot lange pauzes te nemen. En zeker niet zo vroeg in een wandeling. Maar dit was wel een erg mooi plekje. En de tocht van vandaag zo kort, dus toch: “goedemorgen bankje, ik kom je even gezelschap houden”.
Ik deed mijn rugzak af. Nam een teug water en ging eens heerlijk zitten. Langzaam liet ik de omgeving op mij inwerken. Ging er nog eens beter voor zitten. Strekte de benen. Zakte echt onderuit. Deed mijn ogen heel even toe, en…..
“Goedemorgen Ton”. Ik was niet verbaasd dat ik werd aangesproken. Noch dat mijn naam bekend was. Zelfs niet dat het het bankje was dat ik zojuist had begroet. Niet dat ik dagelijks met bankjes spreek, of dat alle bankjes mijn naam kenden. Het klopte gewoon. Na de eerste uitwisseling van beleefdheden, bleek ik toch wel benieuwd wat er zo in het bankje omging.
Het bankje bleek heel gelukkig te zijn op zijn plek. Hij werd omringd door geluiden van water en vogels. ‘s Ochtends vroeg en ‘s avonds kwam er nog wel eens klein wild bij hem langslopen en de wind. Afhankelijk van het seizoen blies die hem fluisterend dan wel dreigend toe.
“En mensen?”, wilde ik wel weten. Het bankje vertelde dat bij mooi weer wat oudjes uit het dorp boven kwamen keuvelen. Dan namen zij de dag door, wat er in het dorp en elders in de wereld gebeurde en ging men weer gauw over op de orde van de dag. Meepraten met de oudjes deed het bankje eigenlijk nooit. Dat zou ze maar afschrikken, ooit had ie er één al horen mompelen dat “er iets met dat bankje was”. En hij zou niet graag willen dat nooit meer zouden komen.
“En andere mensen?”. Voor de rest kwam iedere dag een dame met een hondje een kwartiertje langs, meestal gehaast en vaak aan het bellen. En af en toe een verliefd stelletje uit het dorp. Daar kon ie erg van genieten. Die keken net zo naar de wereld als hij zelf. Wandelaars zoals ik? Die zag het bankje weinig. In de zomermaanden soms 1, soms een paar per dag. In goede weken misschien 10 en dan weer maanden niemand. Jammer, want alleen tegen die groep passanten durfde hij zijn mond open te doen. Hoewel, af en toe liet ook wel iets van geluid horen als dorpskinderen na het spelen bij het water nog even bij hem kwamen zitten.
Ik vond het allang de meest normale zaak van de wereld dat ik met een bankje aan het kletsen was. Vertelde zelf honderd uit flarden over herinneringen uit oude tijden, verre oorden met meerdere passanten. Maar wat precies, er leek geen lijn in?
Het bankje wilde uiteindelijk dan toch wel graag weten waarom ik naar hem toe was gestapt en was begonnen met praten. “Tja eeeh mompelde ik ongemakkelijk, de omgeving, de geluiden, het uitzicht”. Ik had mijn zin nog niet uitgesproken of ik hoorde het bankje bedroefd zeggen dat hij geen ogen had. Hij had al zo vaak mensen zo blij en gelukkig horen praten over het uitzicht en dat hij nooit, nooit, nooit.
Na een ongemakkelijke stilte besloot ik ‘m te vertellen wat ik allemaal zag toen ik van beneden langs de rivier naar boven was gelopen en hoe opeens een bankje ziet met daar linksachter een immens grote waterval. Dat die waterval naar een stroom leidde die langs het bankje, onder een bruggetje door bij de grote rivier voegt. En dat als je je omkeert je dan ineens in een kijkdoos-tafereel van groen waant. Met voor je een raam van groen de wereld in. Het dak van de bomen voor je, met uitzicht op bomen op de bergen in de verte. En daar onder de woest kolkende rivier.
Ik merkte dat het bankje langzaam stil viel en al de voor hem zo bekende geluiden een plek probeerde te geven. De waterval en stroom, de kinderen, de oudjes, de bomen en de vogels en natuurlijk de rivier. Zelf veranderde ik nog één maal van houding.
CH0508 Saint-Maurice – Martigny
Afstand: 18 km
09-09-2016

Mooi verhaal!
Jammer he Ton, als er geen gezelschap is. Gelukkig dat er geen bange konijntjes waren…
Leuk ! Ik begin te geloven dat je werkelijk kunt schrijven! Goede reis verder! Sr.
Ja, een bankje kan goed gezelschap zijn. Heel lang geleden, toen de kinderen klein waren, hebben we een wandeling door de bergen aan de Spaanse kant gemaakt.
De route klopte niet en de kinderen werden moe, dan is zo’n bankje een uitkomst. Ook hebben we veel sprookjes moeten verzinnen om de kinderen af te leiden. Het is goed gekomen, de kinderen kregen een mooi kadootje na afloop. Maar Vraag maar eens aan Daphne waarom ze zo’n hekel aan wandelen heeft.
Grappig en leuk geschreven, zie het al voor me…